Yoga Sutras 1.40-1.51: Nadat de Mind Gestabiliseerd is
YOGA SUTRAS 1.40-1.51 NADAT DE MIND GESTABILISEERD IS
1.40 De mind komt werkelijk onder controle als, doormiddel van dergelijke oefeningen (zoals eerder beschreven in 1.33-1.39), de mind het vermogen ontwikkelt om stabiel te worden op zowel het allerkleinste als het allergrootste object.
parma-anu parama-mahattva antah asya vashikarah
parma-anu= van de allerkleinste (parma = meest; anu = kleinste)
parama-mahattva = ultieme omvang (parama = ultieme, maximaal; mahattva = oneindigheid, grootheid, omvang/grootte)
antah = eind, uit te breiden tot
asya = van deze, van zijn of haar; die heeft
vashikarah = beheersing, meesterschap, kracht
1.41 Als de modificaties van de mind zijn verzwakt, wordt de mind net als een transparant kristal, en kan daardoor gemakkelijk de kwaliteiten aannemen van elk object dat geobserveerd wordt; hetzij dit object de observeerder, het middel van observeren, of het geobserveerde object is, in een proces van diepe belangstelling—geheel opgaan in, absorptie—genaamd samapattih.
kshinna-vritti abhijatasya iva maneh grahitri grahana grahyeshu tat-stha tat-anjanata samapattih
kshinna-vritti = wanneer modificaties van de mind verzwakken (kshinna = verzwakt, verminderd; vritti = modificaties van de mind)
abhijatasya = transparant, gezuiverd
iva = als
maneh = van een kristal, juweel
grahitri = de kenner, iemand die begrijpt, waarnemer
grahana = proces van het kennen of begrijpen, instrument van weten
grahyeshu = het kenbare, kennis, ervaren objecten
tat-stha = erin blijven, stabiel zijn op, focussen op, waarop het verblijft of rust
tat-anjanata = overnemen van de kleuring van dat, samensmelten met, lijken de vorm aan te nemen van dat object
samapattih = verdieping, geheel in beslag nemen, volledige absorptie, veranderen in gedaante, totale balans, een staat van bewustzijn (sam= samen met, a= in de richting van, in de buurt van, pat=vallen)
1.42 Eén zo’n soort van diepe belangstelling—geheel opgaan in, absorptie—samapattih, is er één waarin er een combinatie is van drie dingen, een woord of naam dat bij een object hoort, de betekenis of identiteit van dat object, en de kennis geassocieerd met dat object; deze diepe belangstelling—geheel opgaan in, absorptie—staat bekend als savitarka samapattih (geassocieerd met grove objecten).
tatra shabda artha jnana vikalpah sankirna savitarka samapattih
tatra = daar, onder deze, dat
shabda = klank/geluid, woord
artha = betekenis
jnana = kennis, idee
vikalpah = met opties, conceptualiseringen
sankirna = mixed met, vermengd, afgewisseld
savitarka = gepaard met grove gedachten (sa = met; vitarka = grove gedachten)
samapattih = verdieping, geheel in beslag nemen, volledige absorptie, veranderen in gedaante, totale balans, een staat van bewustzijn (sam= samen met, a= in de richting van, in de buurt van, pat=vallen)
1.43 Als het geheugen of de opslagplek van de modificaties van de mind gezuiverd is, dan lijkt het alsof de mind ontbloot is van de eigen aard en dat alleen het object waarop gecontempleerd wordt lijkt te stralen; deze diepe belangstelling—geheel opgaan in, absorptie—staat bekend als nirvitarka samapattih.
smriti pari-shuddhau svarupa-shunya iva artha-matra nirbhasa nirvitarka
smriti = van geheugen
pari-shuddhau = na zuivering (pari = na; shuddhau = zuivering)
svarupa-shunya = verstoken van, ontdaan zijn van, ontbloot zijn eigen aard (shunya = leeg, verstoken, ontdaan, zonder, ontbloot; svarupa = zijn eigen aard)
iva = als het ware
artha-matra = alleen het object (artha = object; matra = alleen)
nirbhasa = illuminatieve, schijnt fel
nirvitarka = zonder een grove gedachten (nir = zonder; vitarka = grove gedachten)
1.44 Op eenzelfde wijze als dat deze diepe belangstellingen—geheel opgaan in, absorptie—werken met grove objecten in savitarka samapattih, zo werkt ook de diepe belangstelling—geheel opgaan in, absorptie—met subtiele objecten, en dit staat bekend als savichara en nirvichara samapattih.
etaya eva savichara nirvichara cha sukshma-vishaya vyakhyata
etaya = bij deze
eva = ook
savichara = gepaard met subtiele gedachten (sa = met; vichara = subtiele gedachten)
nirvichara = zonder subtiele gedachten (nir = zonder; vichara = subtiele gedachten)
cha = en
sukshma-vishaya = het hebben van subtiele objecten (sukshma = subtiele; vishaya = objecten)
vyakhyata = worden toegelicht, beschreven, gedefinieerd
1.45 Zulke subtiele objecten strekken zich helemaal tot aan ongemanifesteerde prakriti.
sukshma vishayatvam cha alinga paryavasanam
sukshma = subtiel
vishayatvam = het hebben van objecten
cha = en
alinga = zonder een spoor, ongemanifesteerde prakriti (subtielste materie)
paryavasanam = uitstrekt tot, uitbereiden, doortrekken, eindigt bij
1.46 Deze vier variaties van diepe belangstelling—geheel opgaan in, absorptie— zijn de enige soorten object-gerelateerde concentraties met zaadje (sabija samadhi).
tah eva sabijah samadhih
tah = deze, die, zij
eva = alleen
sabijah = met zaadje, gezaaid
samadhih = diepe absorptie van meditatie, entasy
1.47 Een zuiverheid en helderheid van het innerlijke instrument van de mind is ontwikkeld, als iemand vaardigheid vergaard in de ongestoorde stroom in nirvichara.
nirvichara vaisharadye adhyatma prasadah
nirvichara = zonder subtiele gedachten (nir = zonder; vichara = subtiele gedachten)
vaisharadye = met onverstoorde stroom
adhyatma = spiritueel, met betrekking tot Atman of ware Zelf
prasadah = zuiverheid, helderheid, verlichting
1.48 De experientiële kennis die in deze staat verkregen is, is er één van essentiële wijsheid gevuld met waarheid.
ritambhara tatra prajna
ritambhara = gevuld met hogere waarheid, essentie, hoogste kennis
tatra = daar
prajna = kennis, wijsheid, inzicht
1.49 Deze kennis verschilt van de kennis die gemengd is met getuigenis of redenering, want het is direct gerelateerd aan de specifieke kenmerken van het object, in plaats van dat het gerelateerd is aan woorden of andere concepten.
shruta anumana prajnabhyam anya-vishaya vishesha-arthatvat
shruta = getuigenis, gehoord, geleerd, van de traditie
anumana = gevolgtrekking, redeneren
prajnabhyam = van deze soorten kennis
anya-vishaya = het hebben van verschillende objecten (anya = verschillende; vishaya = objecten, velden, rijken, domeinen)
vishesha-arthatvat = met betrekking tot bepaalde voorwerpen, doel of betekenis
1.50 Dit soort kennis, dat gevuld is met waarheid, creëert latente indrukken in het veld van de mind, en deze nieuwe indrukken hebben de neiging om de formatie van andere minder nuttige vormen van gewone latente indrukken te verminderen.
tajjah samskarah anya samskara paribandhi
tajjah = voortvloeien uit of het produceren van deze
samskarah = diepliggende indrukken, overblijvende imprints, activerende imprints
anya = van andere
samskara = diepliggende indrukken, overblijvende imprints, activerende imprints
paribandhi = hinderen, belemmeren, het verminderen, het verzetten zich, remmen
1.51 Als zelfs deze latente indrukken van kennis gevuld met waarheid zich samen met alle andere indrukken terugtrekken, dan is er objectloze concentratie (nirbija samadhi).
tasya api nirodhe sarva nirodhat nirbijah samadhih
tasya = van deze
api = ook
nirodhe = terugtrekken, bemeesteren, coordinatie, controle, regulatie, opzij zetten van
sarva = van alle
nirodhat = door nirodhah (nirodhah = controleren, reguleren, richting geven, bemeesteren, integreren, coordineren, begrijpen, verstillen, kalmeren, opzij zetten van)
nirbijah = zonder een zaadje, zaadjesloos (nir = zonder; bijah = zaadje)
samadhih = diep absoprtie van meditatie, entasy
De yogasutras en hun woord voor woord vertaling zijn met toestemming vertaald van www.swamij.com