Yoga Sutras 3.39-3.49: Meer Samyama
YOGA SUTRAS 3.39-3.49 MEER ERVARINGEN VAN SAMYAMA
3.39 Door de oorzaken van gebondenheid en gehechtheid los te laten, en door het volgen van de kennis over hoe je vooruit kunt gaan in en door de passages van de mind, komt het vermogen een ander lichaam in te treden.
bandha karana shaithilyat prachara samvedanat cha chittasya para sharira aveshah
[Opmerking: in sommige uitvoeringen is dit sutra 3.37 of 3.38]
bandha = gebondenheid, gehechtheid
karana = oorzaak
shaithilyat = ontspanning, loslaten, losmaken
prachara = doorgangen, middel van vooruit gaan, doorheen bewegen
samvedanat = door kennis van
cha = en
chittasya = van het bewustzijn van het veld van de mind
para = een andere, ander
sharira = lichaam
aveshah = betreden, intreden, naar binnen gaan
3.40 Door het beheersen van udana, de omhoog stromende prana vayu, houdt het contact met modder, water, doornen, en andere soortgelijke objecten op, en volgt het opstijgen of zweven van het lichaam.
udana jayat jala panka kantaka adisu asangah utkrantih cha
[Opmerking: in sommige uitvoeringen is dit sutra 3.38 of 3.39]
udana = één van de vijf prana vayus (opwaartse stroom van prana in het lichaam)
jaya = door beheersing
jala = water
panka = modder, zoals in een moeras
kantaka = doorn
adisu = en anderen, enzovoort
asangah = geen contact, geen hechting, beëindiging/stopzetting van het contact
utkrantih = stijgende, ascensie, zweven
cha = en
3.41 Door het beheersen van samana, de prana die in het navelgebied stroomt, komt er een glans, stralen of vuur.
samana jayat jvalanam
[Opmerking: in sommige uitvoeringen is dit sutra 3.39 of 3.40]
samana = één van de vijf prana vayus (prana n het navel gebied)
jaya = door beheersing
jvalana = schittering, glans, vuur
3.42 Door samyama op de relatie tussen ruimte en de kracht van horen, komt de hogere, goddelijke kracht van horen.
shrotra akashayoh sambandha samyamat divyam shrotram
[Opmerking: in sommige uitvoeringen is dit sutra 3.40 of 3.41]
shrotra = oor, vermogen van horen
akasha = ruimte, ether
sambandha = op de relatie
samyama = dharana (concentratie), dhyana (meditatie), en samadhi tezamen (3.4)
divyam = hoger, goddelijk
shrotram = oor/horen
3.43 Door samyama op de relatie tussen het lichaam en ruimte (akasha) en door te concentreren op de lichtheid van katoen, kan doorgang door de ruimte verkregen worden.
kaya akashayoh sambandha samyamat laghu tula samapatteh chakasa-gamanam
[Opmerking: in sommige uitvoeringen is dit sutra 3.41 of 3.42]
kaya = lichaam
akasha = ruimte, ether
sambandha = op de relatie
samyamat = dharana (concentratie), dhyana (meditatie), en samadhi tezamen (3.4)
laghu = licht
tula = katoenvezels
samatatti = bereiken, één worden met
cha = en
akasa = door de ruimte, ether, lucht
gamanam = reizen, doorgang, doorkruizen
3.44 Wanneer de vormloze gedachtepatronen van de mind buiten het lichaam geprojecteerd worden, wordt dit maha-videha genoemd, een groots iemand die bestaat zonder lichaam (gedesincarneerd). Door samyama op deze naar buiten gerichte projectie, wordt de sluier over het spirituele licht verwijderd.
bahih akalpita vrittih maha-videha tatah prakasha avarana ksayah
[Opmerking: in sommige uitvoeringen is dit sutra 3.42 of 3.43]
bahih = extern, buiten, geprojecteerd buiten
akalpita = vormloos, buiten, onvoorstelbaar, niet geïdentificeerd
vrittih = operaties, activiteiten, schommelingen, aanpassingen, wijzigingen, of verschillende vormen van het veld van de mind
maha-videha = een groots iemand die bestaat zonder lichaam, geïncarneerde, gedesincarneerde (maha = groot, hoogste, opperst, videha = zonder lichaam)
tatah = door dit
prakasha = spiritueel licht
avarana = bedekking, sluier
ksayah = verwijderd, vernietigd
3.45 Door samyama op de vijf vormen van de elementen (bhutas), die 1) grof, 2) de ware aard, 3) subtiel, 4) onderling verbonden en 5) het nut en doel ervan zijn, wordt beheersing van deze buthas verworven.
sthula svarupa suksma anvaya arthavattva samyamad bhuta-jayah
[Opmerking: in sommige uitvoeringen is dit sutra 3.43 of 3.44]
sthula = grof
svarupa = de ware aard van, eigen vorm of essentie; (sva = eigen; rupa = vorm)
suksma = subtiel, astraal
anvaya = verbondenheid, samenwerking, verbinding, vervlechting, onderlinge verbondenheid
arthavattva = doelbewust, doel, dienen van een doel, dienstbaarheid aan een doel
samyama = dharana (concentratie), dhyana (meditatie), en samadhi tezamen (3.4)
bhuta = de elementen (aarde, water, vuur, lucht, ether)
jayah = beheersing
3.46 Door die beheersing van de elementen wordt het mogelijk om het lichaam atomisch klein, perfect, en onverwoestbaar in zijn eigenschappen of componenten te maken, evenals andere soortgelijke krachten.
tatah anima adi pradurbhavah kaya sampad tad dharma anabhighata cha
[Opmerking: in sommige uitvoeringen is dit sutra 3.44 of 3.45]
tatah = door deze
anima = miniatuur worden, atoomgrootte
adi = van anderen (andere soortgelijke krachten)
pradurbhavah = manifestatie van
kaya = lichaam
sampad = perfectie
tad = hun
dharma = eigenschappen, onderdelen
anabhighata = zonder weerstand, zonder obstructie, onverwoestbaar
cha = en
3.47 Deze perfectie van het lichaam omvat schoonheid, sierlijkheid, kracht, en hardheid als een diamant in het vermogen om met tegenslagen om te gaan.
rupa lavanya bala vajra samhanana kaya-sampat
[Opmerking: in sommige uitvoeringen is dit sutra 3.45 of 3.46]
rupa = vorm, schoonheid, verschijning
lavanya = sierlijkheid, charme, vermogen aan te trekken
bala = kracht, energie
vajra = hard als een diamant, onvermurwbaar, hardheid
samhanana = vermogen om tegenslagen, klappen of hardheid te dragen/aan te kunnen
kaya-sampat = perfectie van het lichaam
3.48 Door samyama op het proces van waarnemen en handelen, op de ware aard, op ik-heid, op onderlinge verbondenheid en op het nut en doel van de zintuigen en handelingen, wordt beheersing van deze zintuigen en handelingen (indriyas) verworven.
grahana svarupa asmita anvaya arthavattva samyamad indriya jayah
[Opmerking: in sommige uitvoeringen is dit sutra 3.46 of 3.47]
grahana = proces van waarnemen en handelen
svarupa = de ware aard van, eigen vorm of essentie; (sva = eigen; rupa = vorm)
asmita = ik-heid, individualiteit
anvaya = verbondenheid, samenwerking, verbinding, vervlechting
arthavattva = doelbewust, doel, nut, dienen van een doel, dienstbaarheid aan een doel
samyamad = dharana (concentratie), dhyana (meditatie), en samadhi tezamen (3.4)
indriya = mentale organen van actie en waarnemen (indriyas)
jayah = beheersing
3.49 Door de beheersing van de zintuigen en handelingen (indriyas), komt er snelheid van de mind, waarnemen onafhankelijk van de fysieke instrumenten van waarneming, en beheersing van de oorspronkelijke oorzaak vanwaaruit de manifestatie opkomt.
tatah mano-javitvam vikarana-bhavah pradhaua jayah
[Opmerking: in sommige uitvoeringen is dit sutra 3.47 of 3.48]
tatah = door deze
manas = mind
javitva = vlugheid, snelheid
vikarana-bhavah = waarnemen onafhankelijk van de instrumenten van waarneming, dat wil zeggen zonder het lichaam of fysieke zintuigen (vi= los, apart van, kr= maken)
pradhaua = de oorspronkelijke oorzaak waaruit de manifestatie ontstaat
jayah = beheersing
De yogasutras en hun woord voor woord vertaling zijn met toestemming vertaald van www.swamij.com