Isha Upanishad

ISHA UPANISHAD OF ISHOPANISHAD

Vertaald van Swami Rama, Book of Wisdom
 
Invocatie
 
Om Pūrnam-adah, Pūrnam-idam Pūrnāt Pūrnamu dachyate,
Pūrnasya Pūrnam-ādayā, Pūrnam-evāvashishyate.
Om Shantih, Shantih, Shantih.

 
Om
De Brahman zonder attributen, de Hoogste God, is Volmaakt
Deze Creatie, die vorm en vele attributen heeft, is ook Volmaakt,
want een Volmaakt kan alleen uit het Volmaakte geboren worden.
Als het Volmaakte verwijderd wordt van het Volmaakte, blijft het Volmaakt.
Om, vrede, vrede, vrede.
 
Een andere vertaling is:
 
Om.
Dat is Volledig, dit is Volledig.
Van die Volledigheid, ontstaat deze Volledigheid.
Als je van die Volledigheid, deze Volledigheid weghaalt of toevoegt,
Volledigheid blijft Volledigheid.
Om, vrede, vrede, vrede
 
Vers 1
 
Ishāvāsyam-idam sarvam yat kimca jagatyām jagat,
Tena tyaktena bhuñjithā mā grdhah kasya svid-dhanam

 
Alles dat beweegt in de veranderlijke wereld is omhuld door Isha.
Geniet ervan door totale loslating, verzaking; begeer niemand anders zijn vermogen.
 
Vers 2

Kurvann-eveha karmāni jijīvishec-chatam smash,
Evan tvayi nānyatheto’sti na karma lipyate nare

 
Alleen als men zijn acties op deze manier uitvoert, moet men streven om 100 jaar te leven.
Er is geen andere manier om vrij te zijn van karma, er is geen andere manier om niet aangetast te worden door karma.
 
Vers 3
 
Asuryā nāma lokā andhena tamasāvrtāh
Tāms-te pretyābhigacchanti ye ke cātmahano janāh

 
Asurya (geen zon) is de naam van de werelden die omhuld worden door blinde duisternis. Naar deze werelden gaan zij die hun Zelf hebben gedood, die hun Atman-bewustzijn zijn vergeten.
 
Vers 4
 
Anejad-ekam manaso javīyo nainad-devā-āpnuvan purvam-arshat,
Tad-dhāvato’nyān-atyeti tishthat-tas-minn-apo mātarishvā dadhāti

 
Het Zelf is één en stilstaand is het sneller dan de mind. De zintuigen kunnen het niet inhalen, want het loopt altijd voor ze uit. Zonder beweging passeert het alles dat beweegt. Door Atman draagt de wind de wolken. Zonder Atman is er geen leven.

Vers 5

Tad-ejati tan-naijate tad-dūre tad-v-antike,
Tad-antarasya sarvasya tad-u sarvasyāsya bāhyatah

 
Het beweegt en het beweegt niet. Ver weg, is Het dichtbij.
Binnenin alles, is het toch buiten.
 
Vers 6

Yas tu sarvāni bhūtāny-ātmann-evānupashyati,
Sarva-bhūteshu cātmanam tato na vi jugupsate


Hij, die alle creatie in het Zelf ziet en het Zelf in alle creaties, houdt op met haten.

Vers 7

Yasmint sarvāni bhūtāny-atmaivābhud vijānatah,
Tatra ko mohah kah shoka ekatvam-anupashyatah.


Als men zich realiseert dat alles het Zelf (Atman) is; wat voor verwarring of lijden blijft er voor diegene over die deze Eenheid ziet?

Vers 8

Sa paragāc-chukram-akāyam-avranam-asnāviram shu-ddham-apāpaviddham,
Kavir manīshī paribhūh svayambhūr yāthātathyato’rthān vyadādhāc chāshva-tībhyah samābhyah


Alles doordringend, is het stralend en vormloos, vlekkeloos en ondeelbaar, puur en niet doorboord door kwaad, alziend en alwetend, transcendent en op zichzelf staand. Voor altijd overziet het alle karmas van alle jivas.

Vers 9

Andham tamah pravishanti ye’vidyām-upāsate
Tato bhūya ivā te tamo ya u vidyāyām ratāh.


Degene die toegewijd zijn aan onwetendheid/begoocheling betreden blinde duisternis.
In diepere duisternis treden diegene die enkel gehecht zijn aan kennis.

Vers 10

Anyad-evāhur vidyayānyad-āhur-avidyayā
Iti shushruma dhīrānām ye nes tad vicacakshire


Het ene wordt verworven door kennis, het andere door onwetendheid/begoocheling.
Op deze manier hebben wij dit van de wijzen gehoord, die ons dit leerden.

Vers 11

Vidyām cāvidyām ca yas tad vedobhayam sa ha,
Avidyayā mrtyum tīrtvā vidyayā’mrtam-ashnute


Kennis/Het Ware Weten (Vidya) en onwetendheid/begoocheling (Avidya), degene die beide kent; overkomt de dood door onwetendheid en geniet van onsterfelijkheid door het Ware Weten.

Vers 12

Andham tamah pravishanti ye’sambhūtim-upāsate,
Tato bhūya iva te tamo ya u sambhūtyām ratāh


Degene die toegewijd zijn aan het gemanifesteerde, betreden blinde duisternis. In diepere duisternis treden diegene die gehecht zijn aan het ongemanifesteerde (prakriti).

Vers 13

Anyad-evāhuh sambhavād-anyad-āhur-asabhavāt,
Iti shushruma dhīrānām ye nas tad vicacakshire


Het ene wordt verworven van het gemanifesteerde, het andere van het ongemanifesteerde.
Op deze manier hebben wij dit van de wijzen gehoord, die ons dit leerden.
 
Vers 14

Sambhūtim ca vināsham ca yas tad vedobhayam sa ha,
Vināshena mrtyum tīrtvā sambhūtyāmrtam-ashnute.


Gemanifesteerd en ongemanifesteerd, degene die beide kent; overkomt de dood door ongemanifesteerde en geniet van onsterfelijkheid door het gemanifesteerde.

Vers 15

Hiranmayena pātrena satyasyāpihitam mukham
Tattvam pūshann-apārvrnu satya-dharmāya drshtaye.


Het gezicht van de Waarheid is bedekt met een Gouden Sluier.
Ont-dek deze werkelijkheid, Pushan, aan de oogopslag van diegene die toegewijd is en de Waarheid aanbid,

Vers 16

Pūshann-ekarshe yama sūrya prājāpatya vyūha rashmīnt samūha tejo yat te rūpam kalyanatamam tat te pashyāmi, Yo’sāv-asau purushah so’ham-asmi

Ooh Gij die alles onderhoudt, Beheerder, Zon, waarvan alles afstamt, verzamel uw stralen, beteugel uw pracht en praal, zodat ik uw meest Zuivere aspect mag aanschouwen. Degene die is genaamd “Dat”, “Die” ben ik.
 
Vers 17

Vāyur-anilam-anrtam-athedam bhasmāntam sharīram,
Om Krato smara krtam smara krato smara krtam smara.


Laat mijn adem nu terugkeren naar de onsterfelijke prana en mijn lichaam verbranden tot as. Herinner, ooh mind, herinner OM, herinner al mijn daden. Herinner alles wat ik heb gedaan.

Vers 18

Agne naya supathā raye asmān vishvāni deva vayunāni vidvān,
Yuyodhy-asmaj juhurānam-eno bhūyishthāam te nama uktim vidhema.


Vuur, leid ons in het juiste pad naar de vruchten van my acties. Deva, jij kent al mijn daden. Verwijden de fout van bedrog van mij. Ik bied ontelbare woorden van toewijding aan u.

Hiermee eindigt de Isha Upanishad