Bhagavad Gita… 2) De Weg naar Zelfkennis
INTRODUCTIE | Het beoefenen van de YOGA van de Bhagavad Gita
HOOFDSTUK 1 | Arjuna’s Moedeloosheid
HOOFDSTUK 2 | De Weg naar Zelfkennis
HOOFDSTUK 3 | De YOGA van Actie
HOOFDSTUK 4 | Kennis van het Afstand doen van Vruchten
HOOFDSTUK 5 | Kennis van Renunciatie en Actie
HOOFDSTUK 6 | Het Pad van Meditatie
HOOFDSTUK 7 | Kennis van het Absolute in zijn Volledigheid
HOOFDSTUK 8 | Kennis van het Eeuwige
HOOFDSTUK 9 | Kennis van het Koninklijke en Geheime Pad
HOOFDSTUK 10 | De Glorieuze Manifestaties van de Meester
HOOFDSTUK 11 | Yogisch Visioen
HOOFDSTUK 12 | De YOGA van Devotie
HOOFDSTUK 13 | Kennis van het Veld en de Kenner
HOOFDSTUK 14 | De Diepgaande Kennis van de Drie Gunas
HOOFDSTUK 15 | De Eeuwige Boom van het Leven
HOOFDSTUK 16 | De Lotsbestemming van de Verlichte Meesters en van de Onwetende
HOOFDSTUK 17 | Drie Manieren van Overtuiging
HOOFDSTUK 18 | De Wijsheid van Renunciatie en Bevrijding
EXTRA:
De 3 GUNAS zoals beschreven in de Bhagavad Gita | ALLE VERZEN
PDF “Het beoefenen van de YOGA van de Bhagavad Gita”
PDF “Schema van 3 GUNAS”
HOOFDSTUK 2 – De Weg naar Zelfkennis
Sanjaya zei
1. Tot hem, die bevangen was door een jammerlijk gemoed, van wie de ogen verontrust waren en vol tranen, en die leed onder droefheid, sprak de vernietiger van Madhu, Sri Krishna, de volgende woorden.
De Gezegende Meester zei
2. Van waar is deze schande, die verachtelijk, onhemels en beschamend is, bij jou binnengetreden op zo’n problematisch moment, O Arjuna?
3. Verval niet in onmacht, O Zoon van Pritha; het past totaal niet bij je. Verdrijf deze kleinzieligheid en zwakheid van het hart en sta op, O Verschroeier van Vijanden.
Arjuna zei
4. O Lord Krishna, hoe kan ik in de strijd terugvechten met pijlen tegen Bhisma en Drona; zij zijn zowel mijn eer als mijn respect waardig, O Vernietiger van Vijanden.
5. Het is maar beter om in deze wereld te leven door te bedelen, dan de goeroes van groots gestalte te doden. Door mijn goeroes te doden zou ik alleen maar werelds, met bloed besmeurd plezier en winst behalen, en rechtvaardigheid en bevrijding negeren.
6. We weten niet wie van ons machtiger is, of wij zullen winnen of dat zij ons zullen overwinnen. Zij, de zonen van Dhritarashtra—om wie wij, als we hen gedood hebben, geen wens meer zouden hebben om nog langer te leven—staan in verhevenheid voor ons.
7. Mijn ware aard is onderworpen aan de ondeugd van ellendigheid, mijn mind is misleid wat betreft rechtvaardig gedrag, ik vraag U: vertel me wat er met zekerheid beter is. Ik ben Uw discipel en geef me aan U over. Leer mij en begeleid mij.
8. Ik zie niets wat dit verdriet, dat mijn zintuigen opdroogt, zou kunnen verdrijven—zelfs niet een welvarend koninkrijk zonder vijanden, noch soevereiniteit over de goden.
Sanjaya zei
9. Nadat Arjuna, de Meester van de Slaap, een Verschroeier van Vijanden, dit had geuit aan Krishna, Meester van de Zintuigen, zei hij opnieuw tegen Govinda (Krishna) ‘Ik zal niet vechten’ en verviel toen in stilte.
10. Tot hem die verdrietig was, O Afstammeling van Bharata, daar tussen de legers in, zei de Meester van de Zintuigen glimlachend naar hem deze woorden:
De Gezegende Meester zei
11. Je hebt verdriet om hen over wie je geen verdriet zou moeten hebben, en tegelijkertijd spreek je woorden van zogenaamde wijsheid. De wijze heeft geen verdriet om hen die nog ademen noch om hen die gestopt zijn met ademen.
12. Er was werkelijk nooit een tijd, wanneer Ik, noch jij, noch deze heersers over mensen er niet waren, noch zullen we allen vanaf dit moment ooit stoppen te bestaan.
13. Zoals er in het lichaam van deze drager van dit lichaam (Atman), kindertijd, jeugd, en ouderdom is, zo zal er de overgang plaatsvinden naar een ander lichaam. Een wijze wordt hier niet door verward.
14. Het contact tussen de zintuigen en de elementen, O Zoon van Kunti, veroorzaakt hitte, kou, plezier en pijn. Omdat deze niet eeuwig zijn, komen en gaan ze; leer ze te weerstaan, O Afstammeling van Bharata.
15. O Stier onder de Mannen, de persoon voor wie dit geen lijden veroorzaakt, de wijze voor wie pijn en plezier hetzelfde zijn, diegene alleen is gereed voor de onsterfelijke staat.
16. Dat wat niet bestaat zal nooit veranderen in iets dat bestaat; dat wat bestaat zal nimmer veranderen in iets dat niet bestaat. De zieners van de realiteit hebben beide uiteinden hiervan gezien.
17. Ken Dat als onverwoestbaar waarmee alles in deze tastbare wereld doordrongen is. Niemand heeft het vermogen om deze onveranderbare entiteit te vernietigen.
18. Behorend tot het onmeetbare, het onvergankelijke, de eeuwige eigenaar van het lichaam, worden deze lichamen vergankelijk genoemd; vecht daarom, O Afstammeling van Bharata.
19. Degene die denkt dat Dat wat een lichaam bewoont, een moordenaar is en degene die denkt dat Dat wat een lichaam bewoont, wordt gedood, geen van beide heeft het juist. Dat wat een lichaam bewoont, doodt niet, noch wordt Dat gedood.
20. Dat is nooit geboren, noch sterft Dat, noch is Dat geweest, noch zal Dat ooit stoppen te bestaan. Ongeboren, onveranderlijk, eeuwig, deze eeuwenoude Ene wordt niet gedood als het lichaam wordt gedood.
21. Degene die dit kent als onvergankelijk, eeuwig, ongeboren, onveranderlijk—hoe kan die persoon, O Zoon van Pritha, doden, en wie kan die persoon doden of veroorzaken gedood te worden?
22. Zoals een mens oude kleding uitdoet en daarna nieuwe aandoet, zo doet de Eigenaar van het lichaam afstand van versleten lichamen en treedt een nieuwe binnen.
23. Wapens klieven Dat niet, vuur brandt Dat niet, water maakt Dat niet nat, noch droogt de wind Dat.
24. Dat is onkliefbaar, onbrandbaar, kan niet nat gemaakt worden, noch kan Dat droog gemaakt worden; de Eeuwige, alles doordringend, absoluut, en onbeweeglijk: Dat is de eeuwenoude Ene.
25. Dat is ongemanifesteerd, is geen onderwerp van gedachte, en er wordt gezegd dat Dat onvergankelijk is; daarom, als je Dat kent, zou je om niemand verdriet moeten hebben.
26. En of je nu gelooft dat deze ziel elke keer geboren wordt met de geboorte van een nieuw lichaam, of dat het eeuwig is, of dat je gelooft dat het sterft met elk sterven van het lichaam, zelfs dan, O Sterkgearmde, dan nog zou je niet moeten treuren.
27. De dood van een geborene is bepaald, en de (weder-)geboorte van een dode is ook bepaald. Dus over dergelijke onvermijdelijke zaken zou je niet moeten treuren.
28. O Afstammeling van Bharata, levende wezens hebben hun begin in het ongemanifesteerde, in het midden zijn ze gemanifesteerd, en ze eindigen in het ongemanifesteerde. Dus, wat valt er eigenlijk te betreuren?
29. De een ziet het als een wonder, de ander spreekt ervan alsof het een wonder is, weer een ander vreest het als een wonder, en weer een ander hoort ervan alsof het een wonder is. Maar zelfs iemand die erover hoort komt het niet te weten.
30. Deze drager van het lichaam in ieders lichaam is voor eeuwig onvernietigbaar, O Afstammeling van Bharata. Daarom zou je niet moeten treuren over welk of wat voor wezen dan ook.
31. Vanwege je rechtvaardige taak zou je niet moeten trillen, want er is niets beters voor een krijger dan een rechtvaardige strijd.
32. Blij zijn de krijgers die ongevraagd een dergelijke strijd vinden, die als een open deur naar de hemel is.
33. En, als je deze rechtvaardige strijd niet wilt aangaan, en afstand doet van je plicht zowel als je glorie, dan bega je een zonde.
34. Mensen zullen voor altijd schandelijke dingen over je vertellen, en zo’n slechte reputatie voor iemand die ooit geëerd werd, is erger dan de dood.
35. De grote aanvoerders van de strijdwagens zullen geloven dat jij je uit angst hebt teruggetrokken uit de strijd. Terwijl ze zo groots over je dachten, zal je in hun ogen gekleineerd zijn.
36. Zij die je iets ergs toewensen, zullen kwaad over je spreken en je capaciteit minachten. Wat kan pijnlijker zijn dan dat?
37. Of, door gedood te zijn, bereik je de hemel, of door winst, zal je van de aarde genieten. Daarom sta op, O Zoon van Kunti, en neem het besluit om te strijden.
38. Houd plezier en pijn, winst en verlies, victorie en nederlaag voor hetzelfde, maak je gereed voor de strijd. Dan zal je geen zonde oplopen.
39. Deze wijsheid, die ik je heb verteld, is gebaseerd op de filosofie van Samkhya; hoor het nu aan vanuit YOGA, de wijsheid verenigd waarmee je, O Zoon van Pritha, de gebondenheid van karma kan opgeven.
40. Er is geen verlies van initiatief op dit pad, noch is er een mogelijkheid tot falen. Zelfs een klein beetje van deze discipline beschermt iemand van groot gevaar en angst.
41. O Prins van de Kurus, er is slechts één bepalende wijsheid, en zij die niet deze beslissende wijsheid hebben, hun intellect gaat eindeloos alle kanten op.
42. Op een bloemrijke manier zeggen deze dommerds, die geabsorbeerd zijn in de discussies van de Vedas, ‘Er is niets anders’.
43. Geheel geïdentificeerd met hun verlangen, zijn ze gericht op de hemel. Met plezier en macht als resultaat, overladen ze zichzelf met specifieke rituelen en uiten ze woorden, welke beide leiden tot de vruchten van karma in de vorm van wedergeboorte.
44. Aangezien zij gehecht zijn aan plezier en macht en hun mind geplunderd is door hun woorden, slaagt hun beslissende wijsheid er niet in om hen naar samadhi te leiden.
45. Het onderwerp van de Vedas is dat de wereld bestaat uit de drie gunas. O Arjuna, wees vrij van de bestandsdelen (gunas), vrij van paren van tegenpolen; verblijf in de eeuwige essentie, wees niet geïnteresseerd in werelds en onwerelds succes, door het Zelf ontwikkeld te hebben.
46. Het doel dat een kleine bron dient ten opzichte van water dat alom stroomt—zoveel is de betekenis van de Vedische rituelen voor een zoon van God, die de allerhoogste kennis heeft.
47. Je hebt alleen recht op acties en nooit op de vruchten ervan; zie jezelf niet als de oorzaak van de vruchten van acties, en wees niet gehecht aan niets-doen.
48. Verricht acties gevestigd in YOGA, verlaat gehechtheid, O Veroveraar van Rijkdom, sta gelijk tegenover succes en falen. Gelijkmoedigheid heet YOGA.
49. Actie is veel lager dan de YOGA van wijsheid, O Arjuna. Neem je toevlucht tot wijsheid. Zij van wie de acties voortkomen uit vruchten, zijn klein van geest.
50. Iemand met wijsheid doet zowel afstand van goede, als van slechte daden. Wees daarom gericht op YOGA; YOGA is vaardigheid in acties.
51. Iemand vol met wijsheid, geeft inderdaad de vruchten op die voortkomen uit acties; bevrijd van gevangenschap van geboorte en haar cycli, bereikt die persoon de staat van welzijn en heiligheid.
52. Als je intellect de verwarde massa van waanzin overwint en doorkruist, dan bereik je de staat van onthechting omtrent alles dat je gehoord en geleerd hebt en van alles dat je nog gaat horen en leren.
53. Als je intellect, die eerder verward was door de veelheid aan leringen, standvastig en onbewogen in samadhi blijft, dan zal je YOGA bereiken.
Arjuna zei
54. Wat is de beschrijving van een persoon met stabiel inzicht die in samadhi verblijft, O Krishna? Hoe spreekt een stabiel wijs persoon? Hoe zit hij? Hoe loopt hij?
De Gezegende Meester zei
55. Als je volledig afstand doet van alle verlangens die in de mind opkomen, O Zoon van Pritha, voldaan in het Zelf door het Zelf, dan word je een persoon van stabiele wijsheid genoemd.
56. Iemand van wie de mind niet geagiteerd is door zorgen, die niet aangetrokken wordt door plezier, bij wie aantrekking, angst en boosheid verdwenen zijn, zo’n beoefenaar van meditatie heet een persoon van stabiele wijsheid.
57. Iemand die geen gehechtheid heeft richting wat dan ook, noch richting het bereiken van iets goeds of slechts, die dit noch begroet noch haat, zijn wijsheid is gevestigd.
58. Als iemand al zijn zintuigen terugtrekt van hun objecten, zoals een schildpad zijn ledematen intrekt, dan is zijn wijsheid gevestigd.
59. Als deze drager van het lichaam ophoudt met eten, dan wenden de zintuigen en hun aantrekkingskracht zich af—alleen smaak blijft over. Maar ook smaak verdwijnt bij het zien van het Allerhoogste.
60. Ondanks dat een intelligent mens zijn best blijft doen, zullen de turbulente zintuigen zijn mind krachtig afleiden.
61. Daarom, door ze allen te controleren, verenigd in YOGA, moet je gericht blijven op Mij. Iemand, die zijn zintuigen onder controle heeft, zijn wijsheid is gevestigd.
62. Als je opgaat in het denken aan de objecten van de zintuigen, dan ontstaat er gehechtheid in je naar deze objecten; uit gehechtheid ontstaat verlangen; en verlangen produceert boosheid.
63. Van boosheid komt waanzin; van waanzin, de verwarring van het geheugen en verlies aan mindfulness; van het verdwijnen van geheugen en mindfulness komt het verlies van het onderscheidingsvermogen; door het verlies aan onderscheidingsvermogen, verga je.
64. Door acties te verrichten met de zintuigen, te midden van de objecten, echter vrij van aantrekking en aversie en onder controle van het Zelf, verkrijgt iemand die het Zelf cultiveert een gezonde en plezierige staat van mind.
65. Bij het bereiken van zo’n plezierige mind nemen alle zorgen af. Bij een persoon met zo’n plezierige mind komt de intelligentie snel tevoorschijn.
66. Er is geen onderscheidende wijsheid in iemand die niet verenigd is in YOGA, noch is er enige cultivering van contemplatie voor iemand die niet verenigd is in YOGA. Iemand die contemplatie niet heeft gecultiveerd heeft geen vrede; hoe kan er blijheid zijn voor iemand die niet vredig is?
67. Een mind die wordt toegepast om de zwervende zintuigen te volgen, inderdaad, zo’n mind rooft zijn wijsheid, zoals de wind een boot in het water wegblaast.
68. Daarom, O Sterkgearmde, iemand van wie alle zintuigen onder controle zijn en teruggehouden worden van hun objecten, zijn wijsheid is gevestigd.
69. Dat wat nacht is voor de gewone mens is dag voor de wijze, en dat waarin de gewone mens wakker blijft, is nacht voor de wijze die ziet.
70. Zoals wateren opgaan in de oceaan, die helemaal vol is maar waarvan het bassin en de grenzen stabiel blijven, zo bereikt iemand, bij wie alle verlangens op dezelfde manier binnenstromen, vrede, en niet degene die de verlangens verlangt.
71. De persoon die rondzwerft vrij van gehechtheid, die al het verlangen heeft losgelaten, verstoken is van ego en van het concept ‘mijn’, diegene bereikt vrede.
72. Dit is de goddelijke staat, O Zoon van Pritha; door dit te bereiken, ben je niet langer verward. Door hierin te verblijven, zelfs in het laatste uur, vindt men absorptie in Brahman.
Aldus eindigt het tweede hoofdstuk, waarin Sri Krishna Arjuna ontwaakt uit zijn diepe angst. In dit hoofdstuk, omvat de dialoog tussen Sri Krishna en Arjuna de Samkhya filosofie en de praktische methode van de YOGA wetenschap.